Tweehonderdvijftig jaar geleden stierf de Bossche scherprechter, de stadsbeul, Jan Nanning. Een van degenen die belangstelling voor deze functie heeft is Davidt Hendrik Cleijne. Hij meldt zich in een sollicitatiebrief die plechtig begint met: „Geeft met onderdanig respect te kennen..." Behalve deze brief stuurt hij een referentie mee: een door Jan Jurrien Diepenbroeck, de scherprechter aan het Hof van Holland geschreven aanbeveling dat Davidt gedurende acht jaar zijn assistent was geweest en dat hij „van tijd tot tijds alle exercitien mijn ampt betreffende heeft verrigt.” De andere sollicitanten zijn Christiaan Nannings en Frans Ferdinand Stoet. Op 3 maart 1742 vergadert het stadsbestuur over de vacature en wordt een schepencommissie ingesteld om een voordracht te doen. Twee weken later is de uitslag er: Cleijne wordt voorgedragen en benoemd. Hij moet wel in 's-Hertogenbosch komen wonen en de bij zijn ambt behorende eed afleggen. Dat laatste doet hij nog dezelfde dag. Dan kan Cleijne in functie treden. Hij moet de schepenen van 's-Hertogenbosch eventueel assisteren bij het verhoren van verdachten. Indien dezenamelijk niet meteen willen 'bekennen' kan hun - letterlijk! - de duimschroeven worden aangezet. Bovendien is de scherprechter verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de vonnissen.
Bijvoorbeeld in mei 1742. Hertogh Maniel, geboren in Nichelsborch bij Wenen, 31 jaar oud, wordt wegens bedelarij gearresteerd. Vrijwillig ('buyten eenige pijn en banden van eijser, 'vrijwillig') bekent hij inderdaad te hebben gebedeld, hoewel men hem daarvoor al gewaarschuwd had. De scherprechter moet hem stevig geselen en daarna uit de stad sturen, binnen tweemaal 24 uur moet Maniel bovendien uit de Meierij verdwenen zijn. Hij mag nooit meer in de stad of Meierij terugkeren.
Davidt Handrik Cleijne is omstreeks 1715 in Herford, Duitsland, geboren. Hij trouwt in 1744 met Sophia Deuring, de dochter van de Bredase scherprechter. Kennelijk zijn er veel onderlinge (familie)relaties tussen de scherprechters, want in zijn aanbevelingsbrief noemt J.J. Diepenbroeck Cleijne: „mijnen neeff”. Een broer van Cleijne zou later scherprechter in Bergen op Zoom worden.
Als de vrouw van Cleijne overlijdt en hij wil hertrouwen, laat hij ten behoeve van zijn kinderen een beschrijving van de inboedel opmaken. In deze beschrijving valt een aantal sieraden op ('een diamante ring met negersteene' en paar goude belleties met steene' en 'een goude ketting van vier toeremetsels'). Daarnaast blijkt dat het drinken van koffie en thee in deze periode kennelijk populair is: Cleijne heeft veel 'teegoed': (onder meer 'teebussen' en 'twee treckpotte').
Cleijne heeft zijn functie lang uitgeoefend: zijn zoon Libordius volgt hem op. In 1785 wordt Cleijne in de Sint-Janskerk begraven. De taak van de scherprechter wordt in de daaropvolgende eeuw steeds meer ingeperkt. De 'pijnbank' verdwijnt in 1798, de lijfstraffen in 1854, de doodstraf pas in 1870.
|